Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wetboek van Strafvordering

 

Artikel 257a
1
De officier van justitie kan, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking uitvaardigen.
2
De volgende straffen en maatregelen kunnen worden opgelegd:
a
een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren;
b
een geldboete;
c
onttrekking aan het verkeer;
d
de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer;
e
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste zes maanden.
3
Voorts kan de strafbeschikking aanwijzingen bevatten waaraan de verdachte moet voldoen. De aanwijzingen mogen de vrijheid van de verdachte zijn godsdienst of levensovertuiging te belijden en de staatkundige vrijheid niet beperken. Zij kunnen inhouden:
a
afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;
b
uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde, van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring;
c
voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel;
d
storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, waarbij het bedrag niet hoger kan zijn dan de geldboete die ten hoogste voor het feit kan worden opgelegd;
e
andere aanwijzingen, het gedrag van de verdachte betreffend, waaraan deze gedurende een bij de strafbeschikking te bepalen proeftijd van ten hoogste een jaar heeft te voldoen.
4
De strafbeschikking is schriftelijk en vermeldt:
a
de naam en het van de verdachte bekende adres;
b
een opgave van het feit als bedoeld in artikel 261, eerste en tweede lid, dan wel een korte omschrijving van de gedraging ter zake waarvan de strafbeschikking wordt uitgevaardigd, alsmede de tijd waarop en de plaats waar deze gedraging werd verricht;
c
het strafbare feit dat deze gedraging oplevert;
d
de opgelegde straffen, maatregelen en aanwijzingen;
e
de dag waarop zij is uitgevaardigd;
f
de wijze waarop verzet kan worden ingesteld;
g
de wijze van tenuitvoerlegging.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •